Gefrituurde pauwentongetjes, gevulde giraffennekken en lijsters; Romeinse keizers hadden zo hun uitspattingen. Het maal van de gewone Romein daarentegen was stukken eenvoudiger, ze leefden van het land en volgden de seizoenen.

Het meeste eten was kruidig en zuurzoet van smaak. Peper werd overvloedig toegepast, zelfs op zoete koekjes. In het kookboek van Marcus Apicius komen de volgende kruiden voor: bonenkruid, dille, karwij, knoflook, laurierbladeren, lavas, munt, oregano, peterselie, tijm, wijnruit, venkel, maar ook kruiden en specerijen uit het verre Oosten: peper, koriander en kaneel. Naast granen teelde de Romeinse boer andijvie, asperges, bittere lupinen, bonen, kikkererwten, klaver, kool, knollen, papaver, uien, venkel, wikerwten en wortelen.